Het was de bedoeling dat de meerkost voor de werkgever als gevolg van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, deels opgevangen zou kunnen worden door een belastingvoordeel: een (tijdelijke) vrijstelling ten belope van
3 weeklonen per werknemer die er al vijf jaar anciënniteit onder het nieuwe stelsel opzitten heeft. Maar nu wordt die maatregel afgezwakt. De vrijstelling moet immers gespreid worden in de tijd.
In 2014 werd het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden ingevoerd.
Een gevolg daarvan was ondermeer dat arbeiders recht hebben op een hogere ontslagvergoeding na vijf jaar anciënniteit. Dat betekent evident een meerkost voor de werkgever. Om die meerkost gedeeltelijk te compenseren, kwam er een nieuwe fiscale maatregel: de zogenaamde vrijstelling voor sociaal passief.
Elk jaar kan, voor elke werknemer met meer dan vijf jaar anciënniteit, een bedrag vrijgesteld worden ten belope van drie weken bezoldiging (één week vanaf 21 jaar anciënniteit), met als maximum een maandloon van 2.600 euro. Dat kan overigens ook als er géén meerkost is ten gevolge van het eenheidsstatuut.
De vrijstelling kan voor het eerst toegepast worden voor aanslagjaar 2020 (boekjaar 2019). Dat is immers het eerste jaar dat de hogere ontslagkost speelt (na vijf jaar onder het nieuwe regime).
Tijdens de begrotingsopmaak in de zomer van 2018 vond de regering echter dat die belastingmaatregel te zeer op de inkomsten van de Schatkist zou drukken. Daarom is beslist om de vrijstelling te spreiden in de tijd. Om precies te zijn: de vrijstelling moet gespreid worden over vijf jaar.