Voorontwerp van decreet gaat te ver
Vlaams Minister van Begroting Bart Tommelein kondigde eind juli aan “paal en perk te stellen aan het oneigenlijk ontwijken van erfbelasting” via huwelijkscontract. Daartoe werd voorontwerp van decreet tot aanpassing van de Vlaamse Codex Fiscaliteit uitgewerkt. De uitgewerkte regeling heeft onder meer tot doel de erfbelasting bij overdrachten tussen echtgenoten op peil te houden.
Zowel het verblijvings-en het keuzebeding onder last, als de verrekenbedingen zouden voortaan belastbaar worden met erfbelasting.
Waarover gaat het?
Verblijvings- en keuzebeding onder last
Echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel kunnen hun huwgemeenschap via een verblijvings- of keuzebeding gedeeltelijk of integraal toebedelen aan de langstlevende van hen beiden.
Krijgt de langstlevende echtgenoot daardoor meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen, dan is deze erfbelasting verschuldigd op het surplus. De notariële praktijk heeft hiervoor een oplossing bedacht: de langstlevende krijgt de gehele huwgemeenschap dan wel de gekozen goederen, maar hieraan wordt een last gekoppeld. De last voorziet dat de langstlevende een ‘opleg’ verschuldigd is aan de nalatenschap van de overleden echtgenoot ten belope van voormelde netto-overbedeling. Deze opleg is doorgaans pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot.
De opleg vormt enerzijds een vordering, die als actief in de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot moet worden opgenomen. Het betreft doorgaans een vordering van de kinderen op de langstlevende echtgenoot. De kinderen betalen erfbelasting op de vordering op de langstlevende. De langstlevende betaalt alleen erfbelasting indien zij het vruchtgebruik op deze vordering erft (wat doorgaans het geval is). Fiscaal wordt er bij het eerste overlijden doorgaans niet meer erfbelasting betaald dan in geval de helft van het gemeenschappelijk vermogen gewoon zou vererven. De heffing over het surplus in hoofde van de langstlevende wordt geneutraliseerd. Voor de langstlevende echtgenoot is het voordeel van deze techniek dat deze volle eigenaar wordt van het gemeenschappelijk vermogen (en volledige autonomie beschikt), zonder hiervoor fiscaal te worden gestraft.
Bij het tweede overlijden, is de vraag of de schuld van de langstlevende aan de kinderen aftrekbaar is in het passief van de nalatenschap bij diens overlijden. Dat is in beginsel het geval. In de mate de schuld bovendien rentedragend was, geldt deze aftrekbaarheid in beginsel eveneens voor de rente die was bedongen. Door het effect van de rente kon was het mogelijk dat de nalatenschap van de langstlevende deficitair was, zeker indien de langstlevende bovendien een deel van het gemeenschappelijk vermogen had opgeleefd.
De techniek van de last is er vooral op gericht te vermijden dat er twee keer erfbelasting zou moeten worden betaald (nl. de eerste keer door de langstlevende op het surplus, en de tweede keer over het niet-opgeleefde surplus dat de kinderen zullen erven bij het overlijden van de langstlevende). Nochtans zag de federale rulingdienst hierin fiscaal misbruik (Ruling 2013.040 dd. 18.06.2013).
De Vlaamse Belastingdienst aanvaardde vorig jaar in beginsel de werking van het keuzebeding onder last bij het eerste overlijden. Bij het tweede overlijden mocht alleen het nominale bedrag van de vordering (zoals deze was belast bij het eerste overlijden) in de mate dat de kinderen bij het tweede overlijden de betaling van hun vordering verkrijgen als passief van de nalatenschap in aftrek worden gebracht. (Standpunt nr. 16053 dd. 13.06.2016 van de Vlaamse Belastingdienst). De Vlaamse Belastingdienst hield echter geen rekening met de eventuele rente die de langstlevende bovendien verschuldigd was. Deze mag niet in aftrek worden gebracht.
Het standpunt van de Vlaamse Belastingdienst was zeker voor kritiek vatbaar: er was geen decretale grondslag voor. Het voorontwerp voorziet nu in een decretaal te verankeren alternatief.
Finaal verrekenbeding of ook wel ‘alsof-beding’
Een tweede planningstechniek die in de ogen van de decreetgever ongewenst zou zijn, is de techniek van het finaal verrekenbeding of ‘alsof-beding’. Het betreft een techniek die we van onze Noorderburen hebben overgenomen.
Een finaal verrekenbeding is eigenlijk een vermogensrechtelijke correctie op het stelsel van zuivere scheiding van goederen. Het stelsel van zuivere scheiding van goederen heeft enerzijds als voordeel dat de echtgenoten niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor elkaars schulden. Zo zal een niet-beroepsactieve echtgenoot niet mee de schulden moeten dragen van de beroepsactieve echtgenoot: indien deze laatste bijvoorbeeld ondernemer is, is het vermogen van de echtgenoot gevrijwaard voor eventuele ondernemingsrisico’s. Echter, bij overlijden van de beroepsactieve echtgenoot is de ‘arme’ echtgenoot, veel bekaaider af dan in een gemeenschapsstelsel. De beroepsactieve echtgenoot zal allicht een eigen vermogen hebben opgebouwd, maar de andere echtgenoot niet. Om toch een vermogensrechtelijke solidariteit te creëren, kan in het huwelijkscontract worden voorzien dat de langstlevende een vordering krijgt op de nalatenschap van de eerststervende. De wijze waarop deze vordering wordt berekend kan tussen echtgenoten worden overeengekomen. Zo kan bijvoorbeeld worden voorzien dat de echtgenoten alle goederen in de verrekenmassa opnemen die gemeenschappelijk zouden zijn geweest indien de echtgenoten onder gemeenschap van goederen gehuwd waren geweest (vandaar ook de naam ‘alsof-beding’). Ook de verdeelsleutel van die massa kan tussen echtgenoten worden overeengekomen. Zo kunnen de echtgenoten voorzien dat 50% van de massa aan de langstlevende toekomt (naar analogie met een gemeenschapsstelsel), of 100%, of nog een andere verdeelsleutel overeenkomen.
De vordering die de langstlevende bekomt is niet belastbaar. Er is namelijk geen enkele fiscale bepaling die voorziet dat deze vordering belastbaar is. Daarover is ook de fiscus het enige jaren eens, weliswaar na tal van procedures. Bovendien kan deze verrekenschuld als passief in de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot worden afgetrokken, waardoor het overeenstemmend vererfde vermogen van de vooroverleden echtgenoot niet zal worden belast. Over de aftrekbaarheid van de schuld is jaren discussie gevoerd tussen de belastingplichtige en de fiscale administratie. Recent heeft de fiscus het pleit verloren: het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 24 maart 2017 definitief bevestigd dat de verrekenschuld fiscaal aftrekbaar is.
Via het verrekenbeding kon aldus quasi het volledige vermogen van de eerststervende aan de langstlevende worden toebedeeld (in tegenstelling tot het verblijvingsbeding onder last wat vnl. is gericht op het vermijden van dubbele heffing).